FAQ

Wat is het energieprestatiecertificaat (EPC)?

Het energieprestatiecertificaat (EPC) geeft de energiescore (van A+ tot F) en het geschatte energieverbruik van een woning of appartement aan. Het is een verplicht document bij de verkoop of de verhuur van gebouwen. Elke eigenaar moet dus een geldig EPC kunnen voorleggen voor hij zijn eigendom kan verkopen of verhuren. Om geldig te zijn, mag een EPC niet ouder zijn dan 10 jaar. Daarna dient sowieso een nieuw energieprestatiecertificaat aangemaakt te worden, uiterlijk tegen het verlijden van de akte.

We maken een onderscheid tussen twee types energieprestatiecertificaten: het EPC voor bestaande gebouwen en het EPC voor nieuwbouw. Dat laatste kennen we ook als Energieprestatiecertificaat Bouw. Door de verschillende rekenmethodes is het niet mogelijk om een EPC Bouw te vergelijken met een EPC voor bestaande gebouwen.

Wie maakt het EPC op?

Het energieprestatiecertificaat voor bestaande gebouwen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type A. Die brengt de woning volledig in kaart op basis van een plaatsbezoek. Daarbij let hij vooral op het bouwjaar, het type gebouw (vrijstaand, appartement, …), de eventuele isolatie, de ramen (enkele of dubbele beglazing) en de verwarmingsinstallatie. Op basis van deze gegevens wordt het geschatte energieverbruik berekend. Die EPC-waarde wordt uitgedrukt in kWh/m²jaar.

Het Energieprestatiecertificaat Bouw is gekoppeld aan de EPB-studie en wordt dus opgemaakt door de EPB-verslaggever. Die geldt zowel bij nieuwbouw als bij ingrijpende energetische renovaties (niet bij gewone renovaties). Op het EPC Bouw staat vermeld of het gebouw al dan niet aan de opgelegde EPB-regelgeving voldoet. Verder staat op het EPC Bouw ook duidelijk het E-peil (de energiezuinigheid van het gebouw) en de netto-energiebehoefte voor verwarming (kWh/m²jaar) vermeld. Het EPC Bouw wordt ten laatste 6 maanden na de ingebruikname van de woning afgeleverd door de EPB-verslaggever.

Wanneer moet je een EPC laten opmaken?

Voor elk bestaand gebouw met woonfunctie dat te koop of te huur wordt gesteld, is een energieprestatiecertificaat verplicht. Dit certificaat wordt per wooneenheid opgemaakt. In een appartementsgebouw betekent dit dat er per appartement een EPC nodig is.

Vanaf 2020 wordt een EPC ook voor kleine niet-residentiële gebouwen (horeca- of handelszaak, kantoor, praktijk, B&B, …) verplicht en vanaf 2022 wordt een EPC ook voor de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw verplicht. Deze EPC’s kunnen wel pas vanaf 2020 worden opgemaakt.

Wie mag EPC opmaken?

Enkel energiedeskundigen type A mogen een EPC opmaken voor woningen of appartementen die verkocht of verhuurd worden.

Hoe lang blijft een EPC geldig?

Een EPC is 10 jaar geldig. Wanneer een gebouw of appartement binnen die periode verschillende keren van eigenaar verandert, moet dus niet elke keer een nieuw energieprestatiecertificaat opgemaakt te worden.

Hoe gebeurt de EPC-keuring?

Om een EPC op te kunnen maken, komt de energiedeskundige type A langs. Tijdens zijn bezoek stelt hij de huidige toestand van de woning vast en meet hij ze op indien er geen plannen beschikbaar zijn.

Als eigenaar kan je de energiedeskundige ook een handje helpen door zoveel mogelijk informatie over de woning en eventuele verbouwingswerken door te geven. Denk aan facturen van isolatiematerialen, buitenschrijnwerk, plannen van de woning, het keuringsattest van het verwarmingssysteem, …

Hoe wordt de EPC-score berekend?

Om het kengetal van het EPC te berekenen, kijkt de energiedeskundige naar de gebouwschil en de installaties van de wooneenheid. Op basis van zijn vaststellingen tijdens de inspectie en de doorgestuurde informatie over de woning en de eventuele verbouwingswerken, wordt het energieverbruik van de woning berekend.

Belangrijk om weten is dat onbekende of ontbrekende gegevens altijd slechter in rekening worden gebracht dan de realiteit. Ken je bijvoorbeeld de dikte van de isolatie niet, dan gaat de energiedeskundige uit van het slechtste scenario, met een negatieve impact op het resultaat als gevolg. Daarom: hoe meer informatie je ons kan bezorgen, hoe correcter onze EPC-berekening zal zijn.

Wat is een ‘goede’ EPC-waarde?

Het kengetal (of de energiescore) wordt uitgedrukt in kWh/m² en is een inschatting van het jaarlijkse energieverbruik per vierkante meter woonoppervlakte. Dat is dus niet hetzelfde als het werkelijke energieverbruik. In ieder geval geldt dat hoe lager de EPC-score is, hoe beter.  Op basis van die score wordt een energielabel toegekend, gaande van A+ (heel energiezuinig) tot F (energieverslindend).

Hoe kan je de EPC-waarde verlagen?

De EPC-score verlagen kan door verschillende ingrepen. Denk aan het isoleren van de gebouwschil, het vervangen van het buitenschrijnwerk of de installatie van een verwarmingssysteem met een hoger rendement. Ook de plaatsing van een ventilatiesysteem of van zonnepanelen op het dak heeft een positieve invloed op het resultaat.

Concrete tips en aanbevelingen voor een betere EPC-score staan in het energieprestatiecertificaat zelf. Voor elk van de maatregelen wordt daarnaast ook een inschatting gegeven van de kosten voor de voorgestelde ingrepen.

Wat is EPB?

EPB is de afkorting van EnergiePrestatie en Binnenklimaat. De EPB-regelgeving legt eisen op om het energieverbruik van gebouwen te beperken en het comfort binnen te optimaliseren. Deze EPB-eisen werden in België ingevoerd aan de hand van een Europese EPB-richtlijn die werd goedgekeurd tegen de achtergrond van het Kyoto-protocol (met als doel de uitstoot van broeikasgassen te beperken).

De opgelegde eisen hebben in hoofdzaak betrekking op isolatie, technische installaties, ventilatie en oververhitting.

Wanneer is een bouwproject EPB-plichtig?

Kort samengevat is een project EPB-plichtig als er een omgevingsvergunning (bouwvergunning of melding) wordt aangevraagd voor een gebouw dat verwarmd of gekoeld wordt. Binnen deze vergunning zijn eventuele niet-vergunningsplichtige werken ook onderworpen aan de EPB-eisen.

Bij twijfel of je project al dan niet aan de energieprestatieregelgeving moet voldoen, kan je steeds de EPB-wegwijzer gebruiken. Aan de hand van een aantal meerkeuzevragen ga je dan na aan welke eisen het project al dan niet moet voldoen. Die eisen zijn afhankelijk van het jaar van de bouwaanvraag, de aard van de werken (nieuwbouw of renovatie) en de bestemming/functie van het gebouw (wonen, kantoren, recreatie, …)

Wanneer is een EPB-verslaggever verplicht?

Voor ieder project dat EPB-plichtig is, dient een EPB-verslaggever aangesteld te worden. Dat is niet eender wie. De EPB-verslaggever moet erkend zijn door het Vlaams Energieagentschap (VEA). Het opmaken van EPB-verslagen verreist namelijk voldoende vakkennis en continue bijscholing.

Om Struktuur in te schakelen voor de EPB-verslaggeving, klik hier.

In welke bouwfase moet je de EPB-verslaggever aanstellen?

In het ideale geval voor de start van de werken. Op die manier kan indien nodig tijdig bijgestuurd worden. 

Wat doet de EPB-verslaggever?

De EPB-verslaggever maakt op basis van de architectuurplannen en voorgestelde technieken een eerste EPB-berekening op. Daarna is hij verplicht om eenmalig schriftelijk advies te geven over het behalen van de EPB-eisen. Bijkomend kan hij ook advies geven om een optimaal energieconcept te bekomen.

Bij de start van de werken dient de EPB-verslaggever de startverklaring in op basis van deze eerste berekeningen. De resultaten hiervan zijn niet bindend.

Na de werken maakt de EPB-verslaggever de EPB-eindaangifte op. De bouwheer is als aangifteplichtige verantwoordelijk voor het verzamelen van alle bewijsstukken die kunnen staven dat de werken uit de EPB-aangifte effectief uitgevoerd werden. 

Wat is het E-peil?

Het E-peil geeft de energiezuinigheid van een gebouw aan. Hoe lager het E-peil, hoe energiezuiniger het gebouw.

Het E-peil en het berekende energieverbruik zijn echter slechts een indicatie. Ze komen dus niet 1 op 1 overeen met het werkelijke energieverbruik van een woning. In de EPB-studie voor woningen wordt namelijk geen rekening gehouden met het verbruik van huishoudtoestellen, verlichting, enz. Het werkelijke verbruik hangt dan ook af van huishouden tot huishouden.

Hoe wordt het E-peil berekend?

Om het E-peil te berekenen, wordt rekening gehouden met veel verschillende factoren. Globaal gezien is het E-peil afhankelijk van het gebouwontwerp (oriëntatie, vormefficiëntie), de gebouwschil (isolatie, luchtdichtheid, glasoppervlakken) en de voorziene technieken (verwarming + sanitair warm water, ventilatie, eventuele koeling en zonnepanelen/zonneboiler).

Al deze gegevens worden ingevoerd in de EPB-software. Die berekent vervolgens het theoretische energieverbruik. Door dat energieverbruik te vergelijken met het energieverbruik van een referentiegebouw bekom je het E-peil.

Hoe kan je het E-peil verlagen?

Het E-peil is afhankelijk van het gebouwontwerp (oriëntatie, vormefficiëntie), de gebouwschil (isolatie, luchtdichtheid, glasoppervlakken) en de voorziene technieken (verwarming + sanitair warm water, ventilatie, eventuele koeling en zonnepanelen/zonneboiler). Aanpassingen op elk van deze niveaus kan dus een beter E-peil opleveren. Niet alle elementen wegen echter evenveel door.

Hieronder geven we een aantal suggesties voor een lager E-peil:

· Compact ontwerp: hoe compacter een woning, hoe kleiner de verliesoppervlaktes waarlangs warmte kan ontsnappen, en hoe lager het energieverbruik.

·  Thermische isolatie van de gebouwschil: door de muren, daken en vloeren te isoleren, hou je de warmte buiten in de zomer (of binnen in de winter). Ook de isolerende eigenschappen van ramen en deuren speelt hier een rol.

· Luchtdichte gebouwschil: zelfs bij een goed geïsoleerde gebouwschil kan er nog warmte ontsnappen. Met een luchtdichtheidsmeting (of blowerdoortest) breng je de ‘luchtlekken’ in kaart (spleten en kieren). Verplicht is deze test niet, maar afhankelijk van het resultaat, kan hij je tot 10 E-peilpunten opleveren.

· Oriëntatie en zontoetreding: de isolatiewaarde van de profielen en van de beglazing van ramen hebben een invloed op het E-peil, maar ook de oriëntatie en de afmetingen ervan. Als algemene regel geldt: hoe meer glas op het zuiden en hoe groter de raamoppervlakken, hoe groter de impact op het E-peil.

· Verwarming: het E-peil wordt bepaald door het type ketel, het soort regeling en de manier waarop het sanitair warm water (SWW) wordt aangemaakt.

· Ventilatie: luchtdicht bouwen gaat hand in hand met ventileren. Voor het E-peil speelt het type ventilatiesysteem mee, meer bepaald het verbruik, het debiet en de kwaliteit van het toestel.

· Hernieuwbare energie: de plaatsing van zonnepanelen of van een zonneboiler zorgt altijd voor een verlaging van het E-peil.

Wat is het S-peil?

Het ’S-peil’ (ook ‘schilpeil’ of ‘gebouwschilindicator’) drukt de energie-efficiëntie van de volledige gebouwschil uit. Het is een allesomvattend getal dat alle energetische kwaliteiten van de verschillende onderdelen van de gebouwschil gelijkwaardig beoordeelt (zowel de winsten als de verliezen).

Het S-peil is er gekomen ter vervanging van het K-peil en de netto-energiebehoefte voor verwarming. Het doel ervan is het accent te verschuiven van de technieken naar de beperking van de energievraag zelf.

Het S-peil geldt per wooneenheid. Elk appartement in een appartementsgebouw heeft dus zijn eigen S-peil.

Hoe kan je het S-peil verlagen?

De belangrijkste parameters voor een laag S-peil zijn het isolatieniveau, de luchtdichtheid, de grootte en de vormefficiëntie van het gebouw, de oriëntatie van de ramen en het type beglazing.

Het S-peil verbeteren kan door in de ontwerpfase al na te denken over elk van deze parameters (bij nieuwbouw) of door er achteraf in te investeren (bij renovatie).

· Vormefficiëntie: een open bebouwing is minder vormefficiënt dan een halfopen of gesloten bebouwing. Het Vlaams Energieagentschap (VEA) raadt aan te streven naar een vormefficiëntie van minstens 0,70.

· Isolatieniveau: het S-peil van de gebouwschil wordt bepaald door de isolatiegraad en door de aanwezigheid van zoveel mogelijk EPB-aanvaarde bouwknopen.

· Luchtdichtheid: door kieren en spleten kan koude lucht binnendringen en warmte ontsnappen. Dit kan zowel tocht als condensatie creëren, wat op zijn beurt leidt tot schimmelvorming. Deze problemen vermijd je door luchtdicht te bouwen, met een lager S-peil als gevolg. Om te weten hoe luchtdicht je woning is, is de uitvoering van een luchtdichtheidstest (of blowerdoortest) aangewezen.

· Warmtewinsten door zonnewinsten: deze kunnen positief zijn in de winter, maar ook leiden tot oververhitting in de zomer. Het is dus aangewezen om genoeg aandacht te schenken aan de grootte, de oriëntatie en het type beglazing. Voorzie de nodige beschaduwing (vast of mobiel). Ook de thermische inertie van de schil kan een invloed hebben op het tegengaan van oververhitting (in de zomer) of het vasthouden van de warmte (in de winter). 

Wanneer dien je een veiligheidscoördinator aan te stellen?

Van zodra er twee of meer aannemers tegelijk of na elkaar activiteiten uitoefenen op de bouwplaats, is de veiligheidscoördinatie tijdens de ontwerp- en verwezenlijkingsfase verplicht.
Let op: onder ‘aannemers’ vallen niet alleen de aannemers zoals bedoeld in de courante omgangstaal, maar ook alle natuurlijke personen en rechtspersonen die tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk activiteiten verrichten. Nutsmaatschappijen zijn in die zin dus ook aannemers. Particuliere doe-het-zelvers worden evenwel niet als aannemers beschouwd.

Om Struktuur in te schakelen voor de veiligheidscoördinatie, klik hier.

Is de veiligheidscoördinatie ook van toepassing op zelfstandigen?

Ja. Ook de zelfstandigen en de werkgevers die zelf een activiteit op de bouwplaats uitoefenen, moeten – voor zover het KB van 25.01.2001 op hen van toepassing is – de voorschriften inzake het welzijn op het werk naleven, en dat op dezelfde wijze als de werkgevers ten opzichte van hun personeel.
De zelfstandigen zullen dus niet enkel de gezondheid en de veiligheid van de andere personen op de bouwplaats moeten vrijwaren, maar ook die van zichzelf.
In dat opzicht moeten de zelfstandigen en de werkgevers die zelf een beroepsactiviteit op de bouwplaats uitoefenen, de arbeidsmiddelen en de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) die zij op de bouwplaats inzetten, gebruiken, onderhouden en laten controleren, overeenkomstig de bepalingen van de koninklijke besluiten en dit op dezelfde wijze als de werkgevers hiertoe verplicht zijn.

Op welke bouwwerken is de veiligheidscoördinatie van toepassing?

Graafwerken, grondwerken, funderings- en verstevigingswerken, waterbouwkundige werken, wegenwerken, plaatsing van nutsleidingen, bouwwerken, (de) montage van geprefabriceerde elementen, liggers en kolommen, inrichtings- en uitrustingswerken, verbouwingswerken, vernieuwbouw, herstellingswerken, ontmantelingswerken, sloopwerken, instandhoudingswerken, onderhouds-, schilder- en reinigingswerken, saneringswerken, afwerkingswerkzaamheden behorende bij een of meer hogervermelde werken. 

Wie stelt de veiligheidscoördinator aan?

Bij bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² of meer behoort de aanstelling van de veiligheidscoördinator-ontwerp en de veiligheidscoördinator-verwezenlijking tot de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever (de bouwheer).

Bij bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m² moet in principe een bouwdirectie (architect, hoofdaannemer, …) de veiligheidscoördinator aanstellen. Wanneer de opdrachtgever ook werkgever is, mag hij de verplichting om een veiligheidscoördinator aan te stellen overnemen van de bouwdirectie.

Wat is het verschil tussen een veiligheidscoördinator en een preventieadviseur?

De preventieadviseur adviseert zijn werkgever. Hij schrijft daarbij passende preventiemaatregelen voor voor zijn eigen werknemers.

De coördinator veiligheid en gezondheid adviseert de persoon die hem heeft aangesteld. Hij organiseert de samenwerking en de coördinatie van de verschillende aannemers op het vlak van veiligheid. 

Hoe verloopt de veiligheidscoördinatie?

De veiligheidscoördinatie bestaat uit drie fasen: voor aanvang van de werken, tijdens de werken en na de werken.

1.       De ‘veiligheidscoördinator-ontwerp’ is vanaf het begin betrokken bij het project waarvoor hij is aangesteld. Nadat hij de plannen van het project heeft doorgenomen, stelt hij een ‘veiligheids- en gezondheidsplan ontwerp’ op. Daarin overloopt hij de risicovolle elementen voor de werken, op basis waarvan preventiemaatregelen worden opgesteld.

2.       Van zodra de werken zijn opgestart, zal de ‘veiligheidscoördinator-verwezenlijking’ de werken controleren en nagaan of alle veiligheidsmaatregelen worden gerespecteerd. Dit kan onaangekondigd of tijdens werfvergaderingen. Tijdens deze bezoeken stelt de veiligheidscoördinator eventuele extra maatregelen voor aan de aannemer om (latere) werken veiliger te doen verlopen. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn het plaatsen van extra stellingen, het aanbrengen van borstweringen, het afdekken van putten, … Deze bezoeken worden uitgevoerd tijdens risicovolle werken.

3.       Als de werken zijn afgerond, stelt de veiligheidscoördinator het postinterventiedossier (PID) op. Dit dossier bevat informatie (plannen, verslagen, technische fiches, ...) van het project die wordt aangeleverd door de architect, de aannemers en de bouwheer. Deze informatie is nuttig bij latere onderhouds- of herstellingswerken. Bij de verkoop van je woning zal je het PID moeten overhandigen aan de kopers op het moment van de ondertekening van de akte bij de notaris.

Waarom is de veiligheidscoördinatie belangrijk?

Het uiteindelijke doel van de veiligheidscoördinatie is het aantal arbeidsongevallen en beroepsziekten in de bouwsector te verminderen.

In de ontwerpfase heeft de veiligheidscoördinator volgende taken:

· hij ziet erop toe dat de bouwdirectie ontwerp (of diens onderaannemer, of eventueel de opdrachtgever)  tijdens de ontwerp-, studie- en uitwerkingsfase van het ontwerp de algemene preventiebeginselen in acht neemt bij de bouwkundige, technische of organisatorische keuzes. Dit geldt zowel voor de planning van de verschillende werken of werkfasen die tegelijk of na elkaar plaatsvinden als voor de raming van de duur van de verwezenlijking van de verschillende werken of werkfasen; 

· hij stelt het veiligheids- en gezondheidsplan op en neemt er de hogervermelde keuzes in op, alsook de kritieke fasen (voor de veiligheid en de gezondheid) waarop de coördinator-verwezenlijking ten minste op de bouwplaats aanwezig moet zijn;

· hij past het veiligheids- en gezondheidsplan aan aan elke wijziging die aangebracht wordt aan het ontwerp;

· hij maakt de elementen uit het veiligheids- en gezondheidsplan over aan de tussenkomende partijen, voor zover deze elementen hen betreffen; 

· in het geval van werken < 500 m2: hij zorgt ervoor dat de betrokkenen schriftelijk in kennis worden gesteld van hun eventuele gedragingen, handelingen, keuzes of nalatigheden die in strijd zijn met de algemene preventieprincipes. Daarvoor mag de veiligheidscoördinator ook een coördinatiedagboek gebruiken;

· hij adviseert de opdrachtgevers inzake de overeenstemming van het document gevoegd bij de offertes, bedoeld in artikel 30, tweede lid, 1°, met het veiligheids- en gezondheidsplan en stelt hen in kennis van eventuele niet-overeenstemmingen; 

· hij opent het coördinatiedagboek (in het geval van werken van 500 m2 of meer) en het postinterventiedossier, houdt het bij en vult het aan (zie ook de vraag “Wat wordt bedoeld met het coördinatiedagboek?”, die taken van de coördinator-ontwerp inhoudt); 

· hij draagt het veiligheids- en gezondheidsplan, het (eventuele) coördinatiedagboek en het postinterventiedossier over aan de opdrachtgevers en legt die overdracht en het einde van het ontwerp van bouwwerk schriftelijk vast (in het coördinatiedagboek als er een is en in een afzonderlijk document).

In de verwezenlijkingsfase heeft de veiligheidscoördinator volgende taken:

· hij coördineert de tenuitvoerlegging van de algemene preventie- en veiligheidsbeginselen bij de technische of organisatorische keuzes, met het oog op de planning van de verschillende werken of werkfasen die tegelijk of na elkaar worden uitgevoerd, evenals bij de raming van de duur van de uitvoering van deze verschillende werken of werkfasen; 

· hij coördineert de tenuitvoerlegging van de relevante bepalingen om ervoor te zorgen dat de aannemers de algemene preventiebeginselen en de na te leven beginselen tijdens de verwezenlijking coherent toepassen, alsook het veiligheids- en gezondheidsplan toepassen;

· hij organiseert de samenwerking en de coördinatie van de aannemers, die tegelijk of na elkaar op de bouwplaats aanwezig zijn; 

· hij coördineert de controle op de juiste toepassing van de werkprocedures; 

· hij treft de nodige maatregelen opdat alleen bevoegde personen de bouwplaats kunnen betreden; 

· hij past het veiligheids- en gezondheidsplan aan en maakt de nodige elementen hieruit over aan de tussenkomende partijen, voor zover deze elementen hen aanbelangen; 

· in het geval van werken < 500 m2: hij zorgt ervoor dat de betrokkenen schriftelijk in kennis worden gesteld van hun eventuele gedragingen, handelingen, keuzes of nalatigheden die in strijd zijn met de algemene preventieprincipes. Daarvoor mag de veiligheidscoördinator eventueel ook een coördinatiedagboek gebruiken;

· in het geval van werken van 500 m2 of meer: hij houdt het coördinatiedagboek bij en vult het in. Hij noteert de tekortkomingen van de tussenkomende partijen (ten opzichte van de algemene en specifiek op de bouwplaats toepasselijke preventiebeginselen) in het coördinatiedagboek en stelt de opdrachtgever hiervan in kennis. Hij noteert de opmerkingen van de aannemers in het coördinatiedagboek en laat ze door hen viseren;

· hij roept de (eventuele) coördinatiestructuur samen;

· hij vult het postinterventiedossier aan in functie van de elementen van het geactualiseerde veiligheids- en gezondheidsplan die voor de uitvoering van latere werkzaamheden aan het bouwwerk van belang zijn;

· bij de (voorlopige) oplevering draagt hij de geactualiseerde documenten (veiligheids- en gezondheidsplan, (eventuele) coördinatiedagboek) en het postinterventiedossier over aan de opdrachtgever. Deze overdracht moet worden vastgesteld in een proces-verbaal dat bij het postinterventiedossier wordt gevoegd.

Wanneer bezoekt de veiligheidscoördinator-verwezenlijking de werf?

De veiligheidscoördinator-verwezenlijking (VCV) komt langs tijdens de kritieke fasen. Dit zijn expliciet de tijdstippen waarop een risico-overdracht gebeurt tussen de actoren, zoals de opkomst van een volgende aannemer en/of het beëindigen van de tussenkomst van een aannemer die een restrisico achterlaat. De aanwezigheid van de veiligheidscoördinator is niet noodzakelijk gebonden aan het precieze ogenblik, maar wel aan de fase waarin zo’n overdracht gebeurt.

Daarnaast kan de veiligheidscoördinator de werf ook altijd bezoeken op eenvoudig verzoek van de opdrachtgever, bouwdirectie, …

Welke documenten maakt de veiligheidscoördinator op?

De veiligheidscoördinator stelt drie documenten op:

1.       het veiligheids- en gezondheidsplan (VGP)

2.       het coördinatiedagboek (CD)

3.       het postinterventiedossier (PID)

Wat is het Veiligheids- en Gezondheidsplan (VGP)?

Dit is het document of het geheel van documenten dat de op basis van risicoanalyses vastgestelde preventiemaatregelen bevat ter voorkoming van de risico’s waaraan de werknemers kunnen worden blootgesteld als gevolg van:

· de aard van het bouwwerk;

· de wederzijdse inwerking van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen die op hetzelfde moment op de bouwplaats aanwezig zijn;

· de opeenvolging van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen, waarbij na de beëindiging van een tussenkomst risico’s blijven bestaan voor de tussenkomende partijen die erna komen;

· de wederzijdse inwerking van alle installaties of alle andere activiteiten op of in de nabijheid van de site waar de bouwplaats is gevestigd, meer bepaald het openbaar of privaat goederen- of personenvervoer, het aanvatten of de voortzetting van het gebruik van een gebouw of de voortzetting van eender welke exploitatie;

· de uitvoering van mogelijke latere werkzaamheden aan het bouwwerk.

Wanneer is het Veiligheids- en Gezondheidsplan verplicht?

Het veiligheids- en gezondheidsplan is steeds verplicht voor de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarvoor een coördinator-ontwerp of een coördinator-verwezenlijking moet worden aangesteld en waar werkzaamheden worden uitgevoerd die als gevaarlijk of met een verhoogd risico worden beschouwd (opgesomd in art. 26 §1 van het KB, waaronder gevaren van bedelving, valgevaar van 5 meter of meer, graven of werken aan sleuven of putten van meer dan 1,2 meter diepte, werken in de nabijheid van drijfzand of slib, ondergrondse werken en tunnelwerken, werkzaamheden onder overdruk, met duikuitrusting, met springstoffen, met (de)montage van zware geprefabriceerde elementen, …).

Het veiligheids- en gezondheidsplan is bovendien verplicht voor de bouwplaatsen van grotere omvang (art. 26 §2 van het KB):

· waarbij de vermoedelijke duur van de werkzaamheden langer is dan dertig werkdagen en waar op een of meer ogenblikken meer dan twintig werknemers tegelijk aan het werk zijn, of

· waarbij het vermoedelijke werkvolume groter is dan 500 mandagen.

Welke informatie staat in het Veiligheids- en Gezondheidsplan?

Het volledige veiligheids- en gezondheidsplan bevat:

· de beschrijving van het te realiseren bouwwerk vanaf het ontwerp tot de volledige verwezenlijking;

· de beschrijving van de resultaten van de risicoanalyses;

· de beschrijving van de preventiemaatregelen;

· de raming van de duur van de verwezenlijking van de verschillende werken of werkfasen die tegelijk of na elkaar plaatsvinden;

· de lijst met de namen en adressen van alle opdrachtgevers, bouwdirecties en aannemers, vanaf het moment dat deze personen bij de bouwplaats betrokken worden;

· de naam en het adres van de coördinator-ontwerp;

· de naam en het adres van de coördinator-verwezenlijking vanaf het moment van zijn aanstelling.

Wat is het coördinatiedagboek (CD)?

Het coördinatiedagboek is het document of het geheel van documenten dat door de coördinator wordt bijgehouden. Het vermeldt de gegevens en bemerkingen betreffende de veiligheidscoördinatie en gebeurtenissen op de bouwplaats.

Het coördinatiedagboek is verplicht op alle tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waar werken met een oppervlakte van 500 m2 of meer worden uitgevoerd waarvoor een coördinator-ontwerp of een coördinator-verwezenlijking moet worden aangesteld. Indien op deze bouwplaatsen (van 500 m2 of meer) geen werken met een verhoogd risico (art. 26 §1) of werken beneden een bepaalde omvang (art. 26 §2) worden uitgevoerd, mag het coördinatiedagboek worden vervangen door een schriftelijke inkennisstelling van de betrokkenen van hun eventuele gedragingen, handelingen, keuzes of nalatigheden die in strijd zijn met de algemene preventieprincipes.

Op de bouwplaatsen met een oppervlakte van minder dan 500 m2 mag het coördinatiedagboek altijd worden vervangen door deze schriftelijke inkennisstelling. Het coördinatiedagboek mag een afzonderlijk document of een geheel van afzonderlijke documenten zijn. Het mag ook worden gecombineerd met het dagboek der werken of met andere documenten die een gelijkaardige functie hebben. Alle gegevens en de bemerkingen worden vermeld op genummerde bladzijden of geregistreerd aan de hand van een geschikt technologisch middel zodat de verwijdering van de vermelde gegevens of bemerkingen onmogelijk is.

Het coördinatiedagboek wordt geopend door de coördinator-ontwerp. Het wordt bijgehouden en aangevuld door de coördinator-ontwerp of -verwezenlijking, afhankelijk van de fase van de werken. Op het einde van de ontwerpfase moet de coördinator-ontwerp het coördinatiedagboek (alsook het geactualiseerde veiligheids- en gezondheidsplan en het postinterventiedossier) overmaken aan de opdrachtgever.

Welke informatie staat in het coördinatiedagboek?

Het coördinatiedagboek moet de volgende elementen vermelden:

· de namen en adressen van de tussenkomende partijen, het ogenblik van hun tussenkomst op de bouwplaats en voor ieder van hen, het voorziene aantal op de bouwplaats tewerk te stellen werknemers evenals de voorziene duur van de werken;

· de beslissingen, vaststellingen en gebeurtenissen die voor het ontwerp of de verwezenlijking van het bouwwerk van belang zijn;

· de opmerkingen gemaakt aan de tussenkomende partijen, in het bijzonder deze betreffende hun eventuele gedragingen, handelingen, keuzes of nalatigheden die in strijd zijn met de algemene preventieprincipes, en de gevolgen die de tussenkomende partijen eraan gegeven hebben;

· de opmerkingen van de aannemers, aangevuld met het visum van de betrokken partijen;

· de gevolgen gegeven aan de opmerkingen van de tussenkomende partijen en van de werknemersvertegenwoordigers die van belang zijn voor het ontwerp van het project of de verwezenlijking van het bouwwerk;

· de tekortkomingen van de tussenkomende partijen ten opzichte van de algemene preventiebeginselen, de toepasselijke regels en de concrete maatregelen aangepast aan de specifieke kenmerken van de tijdelijke of mobiele bouwplaats, of ten opzichte van het veiligheids- en gezondheidsplan;

· de verslagen van de vergaderingen van de coördinatiestructuur;

· de ongevallen.

Wat is het postinterventiedossier (PID)?

Dit dossier bevat alle elementen die nuttig zijn voor de veiligheid en gezondheid en waarmee bij eventuele latere werkzaamheden (onderhoudswerken of verbouwingen) rekening moet worden gehouden. Het postinterventiedossier is altijd aangepast is aan de kenmerken van het bouwwerk. In die zin is het vergelijkbaar met een gebruiksaanwijzing.

Het postinterventiedossier is verplicht op alle bouwplaatsen (ook wanneer de werken door slechts één aannemer worden uitgevoerd).

Het is aan de coördinator(en) om het dossier te openen, aan te vullen en bij te werken. Op de bouwplaatsen met één aannemer is het daarentegen de opdrachtgever of een door deze laatste aangestelde derde die een vereenvoudigd postinterventiedossier moet opstellen. De opdrachtgever moet er in dit geval ook op toezien dat het postinterventiedossier wordt aangepast aan de eventuele wijzigingen die tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk worden aangebracht.

Welke informatie staat in het postinterventiedossier?

De inhoud van het postinterventiedossier (PID) verschilt naargelang de vorm die dit dossier aanneemt:

· een volledig PID (oppervlakte van 500 m2 of meer in geval van gevaarlijke werken of grotere omvang (30/20-regel of meer dan 500 mandagen));

· een vereenvoudigd PID (oppervlakte van 500 m2 of meer in geval van niet-gevaarlijke werken of kleinere omvang of in alle gevallen bij bouwwerken < 500 m2 of in het geval van werken met één aannemer).

Het volledig postinterventiedossier (of ‘PID 7 punten’) bevat ten minste de volgende elementen:

· de informatie over de structurele en essentiële elementen van het bouwwerk;

· de informatie over de aard en de plaats van aantoonbare of verborgen gevaren, in het bijzonder ingewerkte nutsleidingen;

· de plannen die werkelijk met de uitvoering en de afwerking overeenstemmen;

· de architecturale, technische en organisatorische elementen in verband met de verwezenlijking, de instandhouding en het onderhoud van het bouwwerk;

· de informatie voor de uitvoerders van te voorziene latere werkzaamheden, in het bijzonder de herstelling, vervanging of ontmanteling van installaties of constructie-elementen;

· de relevante verantwoording van de keuzes in verband met onder andere de toegepaste uitvoeringsmethoden, technieken, materialen of architecturale elementen.

· de identificatie van de gebruikte materialen.

Het vereenvoudigd postinterventiedossier (of ‘PID 4 punten’) bevat ten minste de volgende elementen:

· de informatie over de structurele en essentiële elementen van het bouwwerk;

· de informatie over de aard en de plaats van aantoonbare of verborgen gevaren, in het bijzonder ingewerkte nutsleidingen;

· de plannen die werkelijk met de uitvoering en de afwerking overeenstemmen;

· de identificatie van de gebruikte materialen.

Waarom is een plaatsbeschrijving bij (ver)bouwwerken een must?

(Ver)bouwwerken kunnen schade veroorzaken aan de aanpalende gebouwen. Daarom is het altijd aangewezen om voor aanvang van de werken een plaatsbeschrijving te laten opmaken door een deskundig persoon. Zo worden eventuele latere discussies tussen buren vermijden. De plaatsbeschrijving bevat namelijk een beknopte beschrijving van het gebouw en de ruimtes, aangevuld met foto’s. Deze laatste zijn nuttig om te bepalen of de schade er al was voor aanvang van de (ver)bouwwerken.

De plaatsbeschrijving dient steeds ondertekend te worden door de eigenaar van de aanpalende gebouwen, de bouwheer en Struktuur.

Om Struktuur in te schakelen voor de opmaak van een plaatsbeschrijving, klik hier.

Wat bij schade na ondertekening van de plaatsbeschrijving?

Is er schade aan een aanpalend gebouw ten gevolge van verbouwingswerken? Dan moet het oorzakelijke verband tussen de geleden schade en de verbouwingswerken aangetoond worden.

Daarvoor dient de buurman aangifte te doen bij zijn verzekering. Hij kan best foto’s bezorgen van de schade, samen met de plaatsbeschrijving en eventueel al een bestek voor het herstel van de schade. Hij geeft ook de gegevens van de buur door die de werken uitvoert en al dan niet van de aannemer. De verzekering stuurt vervolgens een ingebrekestelling naar de aansprakelijke partij met de vraag tot het vergoeden van de schade. Vaak wordt bij dergelijke schadegevallen een expertise georganiseerd. 

Wat is ventilatieverslaggeving?

De ventilatieverslaggeving gebeurt door een erkende ventilatieverslaggever en bestaat uit drie delen: het voorontwerp van de ventilatie-installatie, de ontwerpspecificaties voor de installateur en het prestatieverslag na de uitvoering.

Het voorontwerp brengt het gekozen ventilatiesysteem in kaart. Daarbij worden de posities van de ventilatiemonden, de ventilatiekanalen, de ventilatietoevoer en de ventilatieafvoer visueel voorgesteld.

Nadat het ventilatievoorwerp is goedgekeurd, stelt de ventilatieverslaggever de ontwerpspecificaties van de installatie op. Dit is de handleiding voor de installateur. Die weet op die manier exact welke ingrepen en installaties hij moet doen, waardoor fouten en misverstanden worden vermeden.

Nadat de ventilatie-installatie werd opgeleverd, vergelijkt de ventilatieverslaggever de vooropgestelde eisen met de werkelijke ventilatie. Daarbij houdt hij zowel rekening met de mechanische debietmeting als met de regelbare toevoer- en afvoeropeningen. Al deze vaststellingen noteert hij vervolgens in het prestatieverslag dat je nodig zal hebben voor de EPB-aangifte.

Om Struktuur in te schakelen voor de ventilatieverslaggeving, klik hier.

Is ventilatieverslaggeving verplicht?

Voor nieuwbouwwoningen en ingrijpend energetische renovaties met bouwaanvraag ingediend na 1 januari 2016 is ventilatieverslaggeving verplicht.

Wat is een blowerdoortest?

Een blowerdoortest (ook wel ‘luchtdichtheidstest’ of ‘blowertest’) meet de reële luchtdichtheid van woningen of gebouwen. De test brengt eventuele luchtlekken in kaart die je vervolgens kan aanpakken met extra isolatie of een andere ingreep. Dat helpt je om het beoogde E-peil en de bijhorende EPB-eisen te behalen.

Om een blowerdoortest te laten uitvoeren door Struktuur, klik hier.

Hoe lang duurt een blowerdoortest?

Gemiddeld duurt de blowerdoortest amper 1 uur.

Is een blowerdoortest verplicht?

Tot nog toe is een blowerdoortest niet verplicht, maar de resultaten ervan helpen wel om het beoogde S- of E-peil te behalen.

Hoe verloopt een blowerdoortest?

Een blowerdoortest gaat gepaard met een aantal acties, maar geen van deze heeft een impact op je woning. Na de test ziet je woning er dus net hetzelfde uit als ervoor.

Een blowerdoortest bestaat uit volgende stappen:

· Eerst worden alle binnendeuren opengezet, behalve die van de toiletten.

· Daarna worden alle luchtroosters dichtgezet.

· Nadat de mechanische ventilatie is uitgeschakeld, worden de aan- en afvoerroosters ook nog eens zorgvuldig afgeplakt.

· Nu alle ‘ontsnappingsroutes’ zijn afgesloten, wordt een aangepast frame met een opening voor een ventilator in de deuropening geplaatst (meestal de voordeur). Dit frame met ventilator is de eigenlijke ‘blowerdoor’, waarlangs lucht op een gecontroleerde manier naar buiten of binnen kan worden geblazen.

· De ventilator wordt aangesloten op een laptop met bijhorende meetapparatuur die de luchtdruk monitort. De technieker meet daarbij de hoeveelheid lucht die bij een druk van 50 Pa door de gebouwschil lekt, dit zowel in onderdruk als overdruk.

· Na afloop van de test wordt het toestel opgeruimd en alle ventilatieroosters weer vrijgemaakt. Daarna wordt de ventilatie weer ingeschakeld. 

Hoe kan je de luchtdichtheid verbeteren?

De sleutel voor luchtdicht bouwen ligt in het vermijden van kieren en spleten waarlangs warmte uit de woning kan ontsnappen of koude de woning kan binnendringen. Als algemene regel geldt dat hoe beter een woning afgewerkt is, hoe luchtdichter ze is.

We geven je alvast een aantal tips voor enkele ‘luchtdichtgevoelige’ gebouwonderdelen.

· Ramen deuren

Zorg voor een perfecte aansluiting van de raam- en deurprofielen. Zowel met de gevelisolatie als met de binnenafwerking. Venstertabletten dicht je best af met schilderskit.

· Dak en zolder

Zelfs al wordt de ruimte onder het dak niet als kamer gebruikt, toch is de luchtdichtheid ervan zeer belangrijk. Het gaat namelijk om een groot warmteverliesoppervlak. Mogelijke maatregelen zijn:

o   De opvulling van het volledige dakvlak met isolatie, zonder spleten of gaten. Let erop dat de isolatie goed aansluit op de gevels.

o   Een ‘strakgetrokken’ dampscherm, waarvan alle naden en openingen (rond dakdoorvoeren bijvoorbeeld) afgeplakt zijn met tape.

o   Het pleisteren en/of schilderen van de zolder. Hoe afgewerkter, hoe luchtdichter.

Valt de zolder buiten het beschermde volume? Dicht dan het zolderluik af met een dichtingsstrip.

· Pleisterwerk

Gepleisterde wanden zijn sowieso luchtdicht, maar zijn ook alle naden proper afgewerkt met een elastische voeg? Wordt een gepleisterde muur doorboord? Kies dan voor luchtdichte stopcontacten. De overgangen tussen de muren en het plafond maak je dan weer luchtdicht door ze op te vullen met schilderskit.

· Garagepoort

Net als het dak vormt de garage een groot verliesoppervlak. Behoort ze tot het beschermd volume, dan is een correcte plaatsing en afwerking een must.

Zin om samen aan uw verbouwdroom te werken?
Vraag vrijblijvend een offerte aan.